“Nogmaals wil ik jullie bedanken voor de narratief-gevisualiseerde levensweg die jullie mij en alle gasten hebben voorgetoverd. Het was zo fraai allemaal dat het ook visioenig effect had. Tegelijk ook met zoveel liefde voor detail en verbeelding gemaakt. Kortom, het sluit prachtig aan bij het thema van de dag, met een bijzonder perspectief op de afgelopen decennia. Een bijzonder cadeau.”
-Peter Jan Margry
De Fantastische Bio ‘De wonderlijke wegen van een Hoogleraar’ is speciaal gemaakt voor het afscheid van Hoogleraar Europese Etnologie aan de UVA, Peter Jan Margry.
Peter Jan heeft voor het Meertens Instituut veel onderzoek gedaan naar bedevaartplaatsen en verering van heiligen. Dit vormde onder andere de inspiratie voor zijn bio. Het uitgangspunt was dat waar ook ter wereld Peter Jan verschijnt, mensen in vervoering achterblijven…
Scroll naar beneden om de hele Fantastische Bio te bekijken.
Dit verhaal begint in 1956.
1956 is het jaar waarin burgers uit hogere culturen zich naar de Hortus Botanicus in Leiden spoedden om zich massaal te laven aan de eerste bloeiende penisplant in een Europese kas.
In het zuiden van ons land geschiedt in april van dat jaar een wonder: aan de voet van de grote kerk in Breda wordt uit de schoot van de Bourgondische Loet een jongetje geboren, Peter Jan. De aanblik van de baby doet Loet ertoe besluiten dit nieuwe leven haar soif de vivre met een paplepel door te geven.
De slaapliedjes van Loet maken al snel plaats voor kinderliedjes en kinderliedjes maken plaats voor beatmuziek en beatmuziek maakt plaats voor de absurdistische teksten van Frank Zappa; het is tijd om het nest te verlaten.
Peter Jan gaat op zoek naar zichzelf in het ‘Magies Sentrum’ van Amsterdam met het Vondelpark als centrale plek voor bezinning, waar hij zich in een Afghaanse jas en met lang haar gathert bij een tribe: de hippies.
Het is helemaal ‘te wow’ en ‘mieters’ en ‘te gek goed’ en onder invloed van de hasj verschijnt Zappa aan hem, zittend op de rug van een husky in een besneeuwd Vondelpark, rondom een geel vlak. Peter Jan beziet de grenzeloze creativiteit van zijn staat van zijn met een grote glimlach en zet het proestend van de lach op een luid zingen:
‘Watch out where the huskies go and don’t you eat that yellow snow’.
En alle hippies, -ook de schaamte voorbij- chanten met hem mee. Het is sinds die dag dat bij het vallen van de eerste sneeuw, zodra er gele vlekken ontstaan, de hippies van weleer op een draf naar het Vondelpark gaan om zich in de gele sneeuw te wentelen en stil te staan bij dit bevrijdende moment uit 1975.
Als kersverse student fotografie vervolgt Peter Jan zijn weg naar het wonder van het westen, Mont Saint Michel. Door de weerspiegeling van het eiland in de baai en de dubbele illusie die dan ontstaat is het een imponerende plek voor pelgrims en fotografie-studenten.
Hij schrijft zich voor de grap in onder de naam ‘Saint Margry’ in auberge la mère Poulard, vermaard om haar geweldige omeletten. Du moment dat hij naar buiten stapt om de treden naar de abdij te bestijgen en zijn verbijstering te uiten over de zinloosheid van de devotie door de pelgrims, tuimelt een gezette Française, luisterend naar de naam Antoinette, van het bidbankje in het belendende kapelletje en komt rollend tot stilstand tussen zijn voeten. Peter Jan reikt haar zijn hand en even, heel even, voor de duur van de aanraking vergeet Antoinette de artrose in haar ronde knieën én het schuldgevoel vanwege haar overgewicht en veert ze overeind.
Het is sinds die dag dat pelgrims met overgewicht van over de hele wereld, zonder schuldgevoel een ‘Omelette Saint Margry’ bestellen in auberge la mère Poulard.
En Peter Jan krijgt een niet te stillen honger naar alles wat ook maar riekt naar heilige plaatsen, mirakels, visioenen, vervoeringen en verschijningen en stort zich op een studie geschiedenis. Hij start met het verzamelen van relieken die hij vindt op zijn strooptochten langs bibliotheken, antiquariaten, markten en andersoortige stofnesten in Europa en daarbuiten.
Voor zijn proefschrift met de veelbelovende titel Teedere questies belandt hij in het Rijksarchief van Overijssel in Zwolle, de stad van de blauwvingers.
In deze voor hem opwindende omgeving, tussen zwaarlijvige boeken, erotiserende dossiers en sexy vergeelde kaarten, ziet hij een licht. Het schijnt op een glazen hok dat middenin de ruimte staat en eerder aan zijn aandacht was ontsnapt.
Op het hok staat een tekst met een pijl die naar beneden wijst: Hier melden! Eronder zit een aantrekkelijke jonge vrouw met lichtgevend blond haar, verlekkert vreet ze het dossier dat voor haar ligt. Peter Jan slaat met gevoel voor drama het zwaarlijvige boek dicht en het jarenoude stof dat zich eruit bevrijdt, vermengt zich met de lichtstraal die als een Jacobsladder in de richting van deze blonde verschijning wijst en hij raakt in vervoering.
Het is op dat moment dat hij zich realiseert dat hij alle reeds verzamelde en toekomstige relieken van zijn leven met haar zal delen: zijn opgeprikte Colorado- én neushoornkever, een vliegend hert, een angstaanjagend Afrikaans geneeskrachtig masker, de bijzondere prent van Onze Lieve Vrouw van altijddurende bijstand, een 17e -eeuwse VOC-fles, en zijn Lourdes grot, het zou ook allemaal van haar zijn.
Op steenworpafstand van het ‘Magies Sentrum’ worden uit de schoot van de Drentse Cathy twee dochters geboren. Zij groeien op aan de voet van de grote kerk de Duif en drinken gulzig van de paplepel uit het familiebezit van de Margry’s. De drie belangrijkste vrouwen in zijn leven volgen Peter Jan op zijn militair voorbereide queesten door Europa en naar Italië in het bijzonder, op zoek naar de eigenlijke zin en schoonheid van het leven, la grande Bellezza.
In vloeiend Italiaans en al gesticulerend, zoals hij het kent uit de films van Fellini, verovert hij met zijn charme een buit bij een van de antiquairs in Bologna die een kroon op zijn obsessie wordt en een ereplaats krijgt in het nest onder de vleugels van de Duif; een grafkrans van porselein biscuit.
Het is sinds die dag dat antiquairs in Bologna, zodra er weer een foutloos sprekende, gesticulerende Hollander in spijkerbroek wordt gesignaleerd, spreken van Sprezzatura Olandese, vrij vertaald: ‘Hollandse schijn van moeiteloosheid’.
101 bedevaarten, vele mirakels en betwiste devoties later bevindt Peter Jan zich met bisschop Tiny in de sauna van het bisschoppelijk paleis in Breda. Ze delen een passie voor de vurige liefde van een bloedig bruidje uit Walberg. Terwijl Tiny de sauna opstoomt door zijn metalen kwast in de emmer wijwater te dompelen en de saunamuur ermee te besprenkelen, beziet Peter Jan deze onwaarachtige situatie vanuit vogelperspectief; dichter bij de hemel kan een mens tijdens het aardse leven niet komen.
Of toch? Op een dag betrekt Peter Jan in de nok van de Duif een kantoortje. Aan de muur hangt hij naast een drieluik van zijn geliefde Cathy, Sam en Nomy een vergulde paplepel. Het verhaal gaat dat je door de aanraking ervan overspoeld wordt door soif de vivre. In deze sacrale mancave met de naam ‘het hemeltje’ werkt hij verder aan de kunst van het leven.
Het is sinds die dag dat in de gezinsapp regelmatig een berichtje van Peter Jan binnenkomt, waarin hij aan zijn geliefden laat weten dat hij zich in het hemeltje bevindt.
The rest is history.